Bandensoort en -spanning instellen
Let op: Verifieer of de bandenmaat op het voertuig en de bandenmaat op het plaatje overeenkomen. Raadpleeg de bedieningshandleiding, als dat niet het geval is of als niet alle spanningswaarden op het plaatje staan.
Voer na het opstarten van deze procedure de volgende stappen uit:
- Selecteer het bandentype op de vooras uit de gegevenslijst in het bovenste venster. Selecteer de nieuwe waarde in het onderste venster en druk op [Wijzigingen opslaan].
- Selecteer de op sticker vermelde bandenspanningswaarde voor de vooras uit de gegevenslijst in het bovenste venster. Voer de nieuwe waarde, uitgedrukt in kPa, in het onderste venster in en druk op [Wijzigingen opslaan].
- Verifieer de nieuwe selecties in de kolom Wijzigingen in het bovenste venster en druk op [Opties wegschrijven] voordat u op [Doorgaan] drukt.
- Druk op [Doorgaan].
- Selecteer het bandentype op de achteras uit de gegevenslijst in het bovenste venster. Selecteer de nieuwe waarde in het onderste venster en druk op [Wijzigingen opslaan].
- Selecteer de op sticker vermelde bandenspanningswaarde voor de achteras uit de gegevenslijst in het bovenste venster. Voer de nieuwe waarde, uitgedrukt in kPa, in het onderste venster in en druk op [Wijzigingen opslaan].
- Verifieer de nieuwe selecties in de kolom Wijzigingen in het bovenste venster en druk op [Opties wegschrijven].
- Druk op [Doorgaan] om de procedure af te ronden.