De bandenspanningswaarden worden nu ingesteld.

Opmerking: Controleer of het desbetreffende autotype en het gespecificeerde autotype op het plaatje overeenkomen. Raadpleeg de bedieningshandleiding, als dat niet het geval is of als niet alle spanningswaarden op het plaatje staan.

Voer na het opstarten van deze procedure de volgende stappen uit:

  1. Kies het autotype op het plaatje uit de gegevenslijst in het onderste venster en klik op [Wijzigingen opslaan].
  2. Verifieer de nieuwe selecties in de kolom [Wijzigingen] in het bovenste venster en druk op [Opties wegschrijven].
  3. Druk op [Doorgaan] om de procedure af te ronden.