De bandentypes en -spanningswaarden worden nu ingesteld.

Voer na het opstarten van deze procedure de volgende stappen uit:

  1. Selecteer een van de parameters voor bandentype/-spanning uit de gegevenslijst in het bovenste venster, selecteer de nieuwe waarde voor de desbetreffende parameter in het onderste venster en druk op [Wijzigingen opslaan]. De nieuwe waarde dient vervolgens te verschijnen in de kolom [Instellingswijzigingen] in het bovenste venster.
  2. Herhaal stap 1 voor elke te wijzigen parameter in de lijst.
  3. Controleer of de getoonde waarden in de kolom [Instellingswijzigingen] juist zijn en druk op [Opties wegschrijven].
  4. Druk op [Doorgaan] om de procedure af te ronden.

Ga pas door wanneer u de instructies hebt doorgenomen en deze volledig begrijpt.